Op 25 september jl. schreef mijn collega Rob van Duivenboden over een arrest van het Gerechtshof Amsterdam waarin de huurder van woonruimte werd veroordeeld tot afdracht van de winst die hij met onderverhuur had verdiend. De onderverhuur was niet conform de afspraken in de huurovereenkomsten geschied, waardoor sprake was van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen.
Het Hof Amsterdam heeft onlangs opnieuw een arrest gewezen over een geval waar een huurster wordt veroordeeld tot vergoeding van schade aan de verhuurder, maar dan op andere (feitelijke) gronden. In dit geval speelt het vermoeden dat huurster de gehuurde woning te Amsterdam, waarvoor zij een huur van EUR 143,84 betaalt, niet meer zelf bewoont. Door inzet van een gecertificeerd particulier onderzoeker komt vast te staan dat huurster feitelijk bij haar ex-echtgenoot in Friesland woont en het gehuurde in gebruik heeft gegeven aan haar dochter. Uit verklaringen van buren blijkt dat dit al vanaf 2011 het geval is. Verhuurster heeft huurster bij brief van 8 maart 2017 gesommeerd het gehuurde te ontruimen.
Huurster slaagt niet in het leveren van tegenbewijs. Waar de kantonrechter nog schadevergoeding toekent gerelateerd aan misgelopen huurpenningen vanaf 2011, veroordeelt het hof huurster ‘alleen’ voor betaling van misgelopen huurpenningen aan verhuurster vanaf 1 april 2017 tot aan het moment waarop huurster het gehuurde ontruimt. De misgelopen huur wordt berekend aan de hand van het verschil tussen de huur die op grond van het aantal WWS punten gerekend kan worden en de door huurster betaalde huur. Dat verschil bedraagt EUR 301,56 per maand. De periode waarover huurster de misgelopen huur moet voldoen start op het moment dat huurster door verhuurster is aangeschreven. Dit lijkt ook redelijk. Met deze brief heeft verhuurster immers aan huurster laten weten dat haar handelwijze een tekortkoming opleverde en heeft verhuurster haar gesommeerd het gehuurde te ontruimen. Al met al wordt huurster veroordeeld tot betaling van een behoorlijk bedrag, tot datum arrest reeds EUR 8.745,24. Daarnaast wordt zij veroordeeld tot betaling van de onderzoekskosten ad EUR 4.762,50.
In reconventie vordert huurster schadevergoeding van verhuurster op grond van onrechtmatige daad, vanwege door het onderzoeksbureau langdurig en systematisch observeren van huurster. Zij vordert een bedrag van EUR 2.500, maar krijgt daarvan zowel door de kantonrechter als door het hof slechts EUR 100,– toegewezen, omdat zij de omvang van haar schade onvoldoende concreet heeft onderbouwd.
Aldus een duidelijke (dubbele) waarschuwing voor huurders van woonruimte: in strijd handelen met de verplichtingen uit de huurovereenkomst kan de huurder duur komen te staan, in het bijzonder als de verhuurder hierdoor opbrengsten misloopt.
Barbara Schuijlenburg, 24 november 2019
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de nieuwste blogs.