Nederland telde in 2019 bijna 900 franchiseformules met in totaal ca. 34.000 franchisevestigingen. Samen zetten zij meer dan 56 miljard Euro om en bieden zij werkgelegenheid aan ca. 375.000 mensen. De franchise tak is dus een zeer belangrijke werkgever in Nederland en groeit nog steeds.
Van nature bestaat er een zeker overwicht bij de franchisegever ten opzichte van de franchisenemer. Naar het oordeel van de politiek is in de praktijk gebleken dat de manier waarop franchisegevers dit overwicht inzetten tot onredelijke en onwenselijke situaties kan leiden voor franchisenemers. Er werd zelfs gesproken over ‘wurgcontracten’, het niet nakomen van gemaakte afspraken en het niet voldoen aan geschetste verwachtingen.
De staatsecretaris van Economische Zaken, Mona Keijzer en minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker, hebben een nieuwe Franchise wet in elkaar gestoken, die de relatie tussen de franchisegever en de franchisenemer evenwichtiger moet maken. Medio 2019 is dit wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State gestuurd, die haar advies in december 2019 heeft vastgesteld en aan de regering voorgelegd. Het kabinet heeft enkele opmerkingen van de Raad van State overgenomen en haar wetsvoorstel op 12 februari 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.
In dit wetsvoorstel ligt de nadruk op vier onderdelen:
- Precontractuele uitwisseling van informatie
- Het goed franchisegever- en franchisenemerschap
- Beëindiging van de franchisesamenwerking
- Tussentijdse wijzigingen van een lopende franchiseovereenkomst
Ad 1. De franchisegever krijgt een vergaande informatieplicht, zodat een franchisenemer welbewust de keuze kan maken of hij de franchiseovereenkomst aangaat. Voorshands dient een franchisegever onder meer informatie te verstrekken over door franchisenemer te betalen vergoedingen en/of te plegen investeringen alsmede financiële gegevens (omzetverwachting etc.) met betrekking tot de beoogde locatie van de franchise onderneming.
Ad 2. Het goed franchisegever- en franchisenemerschap is een haakje om gevallen van (machts-)misbruik en oneerlijke handelspraktijken aan de kaak te kunnen stellen. Voorheen konden franchisenemers enkel een beroep doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, vaak een te hoge drempel om te nemen.
Ad 3. De franchise overeenkomst dient bepalingen te bevatten omtrent goodwill, die eventueel aan de franchisenemer is toe te rekenen en op welke wijze deze bij het einde van de franchise dient te worden vergoed door franchisegever. Voorts worden er eisen gesteld aan een eventuele concurrentiebeding ten laste van de franchisenemer bij einde franchiserelatie.
Ad 4. Indien een franchisegever voornemens is om een wijziging in de franchiseformule door te voeren dan wel een afgeleide formule te (doen) exploiteren, die aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben voor de exploitatie van de formule door de franchisenemers, dan heeft de franchisegever de voorafgaande instemming van een meerderheid van haar franchisenemers nodig of van elk van de franchisenemers, die door dit voornemen van de franchisegever wordt geraakt. Voorheen hadden franchisenemers volgens de marktpraktijk meestal niet meer dan een adviesrecht
Het laatste woord over dit wetsvoorstel is nu aan de Tweede en Eerste Kamer. De verwachting is dat de nieuwe Wet franchise nog dit jaar het licht zal zien. In dat kader zullen wij de ontwikkelingen nauwgezet voor u blijven volgen.
Gerbrand Osinga, 18 februari 2020
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de nieuwste blogs.